Kennisbank

Home » Kennisbank » Kennisbank » Armoede en welvaart » Leidt financiële armoede tot beweegarmoede?
leidt financiele armoede tot beweegarmoede? foto gedownload van pixabay

Leidt financiële armoede tot beweegarmoede?

Siem[1], 18 jaar, bezig met een mbo-opleiding Horeca. Ook houdt hij van voetbal. Toen hij nog op het vmbo zat voetbalde hij vaak met zijn vrienden. Lid van de voetbalvereniging is hij nooit geweest. Zijn moeder heeft geen auto, en kon dus niet rijden met uitwedstrijden. Siem v Siem voetbalde daarom maar op straat of het veldje in de buurt. Twee maanden geleden is Siem 18 geworden en zijn er veel toeslagen en natuurlijk de kinderbijslag vervallen. Zijn moeder heeft daardoor minder geld te besteden. Siem zal zijn eigen kleding, mobieltje, en andere uitgaven zelf moeten betalen. Hij is daarom, naast zijn opleiding, meer gaan werken als vakkenvuller. Ook heeft hij een extra baantje gevonden in een restaurant als afwasser. Zijn baantjes, gecombineerd met zijn opleiding waar hij ook stage voor moet lopen, zorgen ervoor dat hij geen tijd meer heeft om te voetballen met zijn vrienden.

Heeft Siem gewoon pech, en is hij een uitzondering, of komt dit vaker voor?

Bewegen is gezond, hangt positief samen met een hogere levensverwachting en lagere gezondheidsrisico’s (Gerritsen, 2022). Een van de manieren om te bewegen is sporten. Sporten kan in georganiseerd verband, bij bijvoorbeeld een sportvereniging, of ongeorganiseerd, bijvoorbeeld door te wandelen of voetballen met vrienden, zoals Siem deed. Mensen met een lage sociaaleconomische status (lage opleiding en/of laag inkomen) blijken minder lid te zijn van een sportvereniging, hebben minder vaak een abonnement op een sportclub, en sporten ook minder vaak ongeorganiseerd dan mensen met een hogere sociaaleconomische status (Van den Dool, 2022). Hoewel te weinig financiële middelen beslist een rol spelen, is er meer aan de hand. Vaak komt het door een veelheid aan oorzaken dat mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) niet sporten (Van den Dool, 2022). Deze oorzaken zijn in te delen in persoonlijke oorzaken, sociale context en buurtkenmerken. Siem is dus geen uitzondering.

Persoonlijke factoren

Mensen met een lagere SES geven vaker dan mensen met een hogere SES aan dat ze de sportieve activiteiten niet kunnen betalen. Het gaat hierbij niet enkel om het betalen van een abonnement of lidmaatschap, maar ook om bijkomende kosten zoals de aanschaf van sportkleding, het met de anderen samen drinken van een drankje na afloop en het rijden van en naar sportwedstrijden (RIVM, 2019). Ook bij Siem speelde dit: zijn moeder kon niet rijden met uitwedstrijden. Een belangrijke reden voor haar om Siem niet op te geven als lid bij een voetbalvereniging.

Ook hebben mensen met een lage SES vaker gezondheidsproblemen, dan mensen met een hoge SES. Zo hebben ze vaker lichamelijke beperkingen of chronische aandoeningen (Van den Dool., 2022).  Hierbij is sprake van een wisselwerking: het inkomen is van invloed op gezondheid en vice versa gezondheid is van invloed op het inkomen (Schrijver et al., 2020).

Gezondheidsproblemen zorgen ervoor dat sporten, al dan niet in georganiseerd verband, lastiger voor mensen met een lage SES is dan voor mensen met een hogere SES. Ook minder goede huisvesting en minder gunstige arbeidsvoorwaarden (lichamelijk zwaarder werk, weinig autonomie, tijdelijk werk) zorgen voor fysieke en mentale gezondheidsklachten, waardoor sportdeelname lastig(er) is (Van den Dool., 2022). Ook zijn ze vaker te moe om te sporten (Van den Dool, 2022), zoals bijvoorbeeld Chanoah.

Chanoah

Chanoah, alleenstaand moeder van een jongetje van 2 jaar, houdt heel erg van dansen en overweegt bij een dansgroep te gaan. Ze heeft alleen op dit moment voor 6 maanden werk in ploegendienst. Hierdoor weet ze niet zeker of ze het lidmaatschap een heel jaar kan betalen. En door haar ploegendienst zal ze sowieso veel lessen missen. En haar moeder, die COPD heeft, moet natuurlijk ook die avonden dat ze wel kan maar net willen oppassen. Ook is Chanoah vaak moe, doordat haar zoontje nog niet altijd doorslaapt, ze de opvoeding alleen doet en ploegendienst is natuurlijk ook niet bevorderlijk voor de nachtrust. Ze twijfelt ook of ze wel de energie heeft om te gaan dansen.

Mensen met een lage SES geven ook vaker aan dat ze niet weten welke sport ze leuk vinden (Van den Dool, 2022). Chanoah heeft hier geen last van.


Sociale context

Bij mensen met een lage SES nemen ouders en partner minder vaak aan sport deel dan bij mensen met een hoge SES (Van den Dool, 2022). De invloed van ouders op het al dan niet gaan sporten is groot: tijdens de jeugd ontstaan gewoonten en overtuigingen, ook op het gebied van sport. Sportende ouders dragen aan hun kinderen de overtuiging over dat sporten erbij hoort (Van den Dool et al., 2023). Ouders die zelf sporten fungeren als rolmodel voor het kind. Daarnaast kunnen ouders als motivator en facilitator fungeren: door wedstrijden en trainingen van het kind bij te wonen en sportbenodigdheden aan te schaffen (Van den Dool et al., 2023).

Ouders die ervan overtuigd zijn dat sporten diverse voordelen oplevert, bijvoorbeeld doordat zij zelf deze positieve ervaringen hebben opgedaan in hun jeugd, zullen hun kinderen meer stimuleren om te gaan sporten. Voordelen die ouders kunnen zien zijn persoonlijke ontwikkeling, sociale vaardigheden/ vriendschappen vormen, verbeteren van gezondheid, omgaan met verlies van een wedstrijd en de bijbehorende teleurstelling, doorzetten en doelen stellen (Van den Dool et al., 2023).

Niet alleen ouders, maar ook andere familieleden en vrienden kunnen deelname aan sport stimuleren, of juist belemmeren als zij dit zien als niet belangrijk. Hier spelen culturele verwachtingen een grote rol. Als binnen de groep waarin ouders en kinderen zich bewegen sportdeelname gezien wordt als onderdeel van ‘goed ouderschap’ zullen ouders eerder geneigd zijn hun kind op een sport te laten gaan. Deze (impliciete) norm werkt zelfs positief door als ouders zelf maar een beperkte sportervaring hebben (Van den Dool et al., 2023).

Ook vrienden die sporten fungeren als rolmodel. Zijn er veel vrienden lid van een voetbalclub, of zitten ze op judo, dan is de kans groot dat het kind ook deze sport gaat beoefenen (Van den Dool et al., 2023). Tevens bieden vrienden die dezelfde sport beoefenen steun door informatie en soms zelfs sportspullen te delen. Tegelijkertijd kunnen vrienden ook een negatieve invloed hebben als de norm in de vriendengroep is dat sporten ongewenst is.

Buurtkenmerken

Naast sociale relaties en persoonlijke omstandigheden, zijn ook buurtkenmerken van invloed. Zo blijkt de aanwezigheid van sportvoorzieningen, zoals een sporthal, sportveld, maar ook sportwinkels, park of buurtgenoten met eigen sportvoorzieningen de kans op sportparticipatie van kinderen te vergroten (Van den Dool et al., 2023). Voor volwassenen wordt deze relatie niet gevonden. Mogelijk zijn zij beter in staat om sportaccommodaties buiten de eigen buurt te bereiken.

Naast de aanwezigheid van sportvoorzieningen is ook de demografische samenstelling van een buurt van invloed: sporten is besmettelijk. In buurten waar veel sporters wonen, starten niet-sporters eerder met sporten, en wonen er weinig sporters, dan is de kans groter dat mensen die nog wel sporten ook stoppen (Van den Dool et al., 2023).

Tot slot is ook de veiligheid in een buurt van invloed: in buurten waar inwoners zich veilig voelen is de sportparticipatie, zowel formeel als informeel, hoger dan in buurten waar inwoners zich niet veilig voelen (Van den Dool et al., 2023).


Hoe sportdeelname van mensen met een lage SES bevorderen?

Er zijn diverse manieren waarop sportdeelname van mensen met een lage SES bevorderd kunnen worden:

  • Toegang tot sport laagdrempelig maken: door mensen de mogelijkheid te bieden ook voor kortere tijd deel te nemen. Sjorssportief is een voorbeeld van een laagdrempelige manier om kinderen kennis te laten maken met diverse sporten. Door ook volwassenen de mogelijkheid te bieden voor kortere tijd deel te nemen, zou Chanoah wellicht toch mee kunnen dansen.
  • Rolmodellen aanbieden. Topsport Gelderland biedt met het project ‘Toppers bij jou op school’ scholen de kans talentvolle toppers te vragen op school te komen vertellen over hun eigen sport- en levenservaringen. Het doel van het project is leerlingen enthousiast maken voor sport en bewegen. Echter, denk ook aan rolmodellen voor (jong) volwassen. Door hen te laten uitleggen hoe zij sport en werk en soms studie combineren, kan ertoe leiden dat ook (jong) volwassenen, zoals Siem en Chanoah mogelijkheden gaan zien om te sporten.
  • Inzet buurtsportcoach: zij kennen de doelgroep(en) in de wijk, en het lokale sportaanbod. Ook organiseren zij concrete activiteiten. Het voordeel van concrete activiteiten is onder andere dat buurtbewoners zich per keer kunnen inschrijven. Dit kan drempelverlagend werken bij het kennismaken met een sport.
  • Huisartsen, scholen en andere formele organisaties die goede contacten hebben met mensen met een lage SES kunnen het belang van sportdeelname onder de aandacht brengen bij de doelgroep. Hierbij kunnen zowel formele als informele sportactiviteiten naar voren gebracht worden.
  • Ondersteunen van verenigingen en hun vrijwilligers, met name in kwetsbare wijken om zo sporten beschikbaar en toegankelijk te houden voor inwoners. (Hoekman et al., 2023).

[1] De voorbeelden zijn fictief, doch op waarheid gebaseerd